473. Krullenbol

‘Vertrekt hier de bus naar de haven?’
Ik kijk op van het boek dat ik nog geen twee minuten daarvoor uit mijn rugzak had opgediept. ‘Ja,’ zeg ik aan de krullenbol die het waagde me bij het lezen te onderbreken, ‘de vorige is net voor mijn ogen vertrokken. Ik had er nog achteraan kunnen hollen, maar lopen moet ik straks al lang genoeg doen.’
‘De eerste zou toch pas om negen uur rijden,’ zegt juffrouw krullenbol.
‘Dat stond inderdaad zo op de website,’ beaam ik.
‘Wachten op de volgende dan maar,’ zucht ze.
Het is duidelijk dat ze straks geen vijf of tien kilometer loopt, laat staan een halve marathon, niet op die schoenen, en ze heeft geen sporttas bij. Een supporter, maar voor wie? Ik stel de vraag niet luidop, toch begint ze te vertellen.
‘We lopen met een heleboel collega’s. Drie maanden geleden zijn we voor de halve marathon beginnen trainen. We kregen een schema van een sportdokter. No pain no gain, zei hij. Eén keer moesten we anderhalf uur lopen. Maar zowat iedereen van ons had nog niet eens ooit anderhalve meter gelopen. Ik ook niet. Ik wandel wel eens. Vorig weekend nog in de Voerstreek.’
‘Ben ik onlangs ook geweest,’ zeg ik. ‘Het is daar best mooi.’
‘Drieëntwintig kilometer,’ gaat ze onverstoorbaar verder. ‘Waren we een hele dag mee zoet. En zo’n dagtocht zouden wij dus eens gaan lopen.’
‘En je bent geblesseerd geraakt,’ gok ik.
‘Mijn knieën,’ zegt ze.
Het verbaast me niks. In drie maanden tijd vanuit het niets opbouwen naar vijf kilometer, dat is te doen, sommigen zullen het zelfs tien kilometer uithouden. Een halve marathon, dat is om problemen vragen. ‘Kijk, daar is de shuttle,’ zeg ik.
Tot we de bus opstappen, zeggen we geen woord meer tegen elkaar. ‘Goed als ik naast je kom zitten?’ vraag ik.
‘Natuurlijk,’ zegt de krullenbol.
Het boek stop ik maar eens terug in mijn rugzak. Ik hebt best wel zin in een praatje. ‘En nu ga je dus supporteren voor je collega’s,’ zeg ik.
‘Klopt,’ zegt ze. ‘Er zijn er nog anderen die zo hier en daar wat last hebben. Kleine pijntjes. Volgens mij gaat dat na de halve marathon alleen maar erger zijn.’
‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben,’ zeg ik. ‘Er zullen er morgen veel moeite hebben om een trap op en af te gaan.’
‘Ik zie het al voor me,’ zegt ze.
‘En waar jullie werken, is er natuurlijk geen lift,’ zeg ik.
‘Nee,’ zegt ze.’
‘Dan moeten ze daar morgenochtend nog maar snel een bejaardenlift installeren,’ zeg ik.
De krullenbol grijnst. ‘Dat ga ik morgen in een e-mailtje sturen naar iedereen die meegelopen heeft.’
‘En die e-mail onderteken je met?’ vraag ik.
‘Charlotte,’ zegt ze. Een naam die prima bij haar krullen past.

Over davidtroch

man van het woord
Dit bericht werd geplaatst in ultrakort. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie