Jij draagt altijd leuke schoenen. De bonnetjes die hij je vorige week meegaf, heeft de schoenmaker niet nodig om te weten welke de jouwe zijn. Hij stalt je drie paar op zijn toonbank uit. Ze zijn opgepoetst en weer waterdicht. In deze twee zitten geen veters meer. Wil je er? Cadeautje. Moeten er van 75 zijn. Na veertig jaar weet je dat wel. Ga je weleens naar. Hij noemt een zaak. Heb je nog nooit van gehoord. In één van de schoenen met veters stopt hij een kaartje. Kijk thuis maar eens op de website. De schoenmaker schudt je de hand. Jij wenst de schoenmaker een fijne vakantie. Thuis stop je de veters in de schoenen, trek je één paar daarvan aan. Ze stappen weer als vanouds. Misschien, bedenk je, begint leuk zijn bij schoenen. Misschien moet je dat eens aan je hoofd vertellen.