Beweging #501

Dag Nic,

Op het laatste nippertje mocht je mee naar Parijs. Niet de voor de hand liggende dichtbundel ‘Place des Vosges’. Die verdween onlangs van de te lezen stapel. Op het plein hield ik wel halt. Voor een bezoek aan het appartement waar Victor Hugo resideerde. Dat deed hij op wel meerdere plaatsen, maar nergens zolang als daar. Jij kuierde ook ooit door zijn kamers. Je noemt hem in de sonnettencyclus Place des Vosges bij naam. 

Na mijn doortocht aan het plein sijpelen de zes sonnetten nu beter binnen. Eerlijk is eerlijk, bij een eerste lezing deed het me minder. Voor mij bloeide de bundel pas goed open naar het einde toe., met de reeks litanie bracht je me helemaal van de wijs. Die reeks maakt in ‘litanie, een gedicht’ het tweede deel uit. Het eerste deel verscheen in een eerdere bundel. Het derde afsluitende deel kwam nooit eerder in een bundel terecht. 

Goed, daar hoef ik je natuurlijk niet aan te herinneren. Die aantekening maakte je aan het eind van de bundel zelf. Dat al dat fraais in driekwart decennium is ontstaan, is er niet aan af te lezen, het voelt ontegensprekelijk als één geheel, als één gedicht. Van het eerste tot het laatste savoureerde ik op het avondlijk terras van café Dikkenek. Op reis durft een mens zich al eens aan iets herkenbaars vast te klampen. In dit geval een Nederlandstalige cafénaam waar ik per toeval op stootte. 

Ik ben dol op toeval. Zo botste ik onlangs onverwacht op je twee bundels. Je naam was me niet vreemd, maar in je werk had ik me nog nooit verdiept. Tot mijn scha en schande, heel wat heren en dames met kennis van zaken hebben een hoge pet van je op. Nu, na het gulzige verorberen van litanie, begrijp ik dat helemaal. Het is het soort liefdespoëzie waar je andere dichters jaloers mee maakt, geen zeemzoet gedoe, op het juiste moment sla je een weerhaakje uit. 

En, door de opeenstapeling van wat je allemaal voor de geliefde zou willen zijn, had het iets herkenbaars. In mijn dichtbundel ‘voor jou wou ik een huis zijn’ vind je het drie pagina’s tellende ‘ik zal voor u zijn’. Hand op het hart, het ontstond zonder dat ik van het bestaan van jouw litanie afwist. Het verschil is ook dat ik het tracht te rooien met uitsluitend eenlettergrepige woorden, net als in de rest van mijn bundel. 

Voor de aardigheid ging ik in de jouwe op zoek naar de zinnen waarin je je, onbewust, tot hetzelfde hebt beperkt. Veel waren het niet. Je bundel, je gedicht, heb ik daarmee uitgebeend tot dit: 

de storm zal ik zijn. wreed. goud
zal ik zijn. schild en vriend zal ik zijn.
ik zal ik zijn. ik zal niets zijn
dat jij niet waart, en niets zal ik zijn
wat jij niet wordt. je huis zal ik zijn.
ik zal het zien. zal ik?    

Vooral bij de zin ‘je huis zal ik zijn’ ging er daar op het terras van café Dikkenek een schok door me heen, dat begrijp je vast. 

goede groet, David

Over davidtroch

man van het woord
Dit bericht werd geplaatst in Beweging, brief, gedicht, proza, ultrakort. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie